Voucher

  • Herkenbaar karakter
  • Bereiken van een groot aantal ontvangers
  • Vermindering administratieve lasten
  • Betrekken van stakeholders
  • Inzetten specifieke expertise
  • Laagdrempelig voor ontvangers
  • Risicospreiding
  • Mogelijk complexe (juridische) vormgeving
  • Afhankelijkheid van externe organisaties
  • Versnipperd juridisch kader
  • Risico op fraude
  • Hoge transactiekosten

E.    Risico’s van het instrument de voucher

Inzet van het instrument de voucher brengt verschillende risico’s met zich mee. Deze risico’s zijn verschillend van aard: sommige zijn juridisch, andere juist politiek, economisch of psychologisch. De belangrijkste en meest genoemde risico’s worden hier behandeld.  

Vouchers worden niet verzilverd 

Een risico bij de verstrekking van vouchers is dat vouchers door ontvangers - na toekenning door het bestuursorgaan - niet worden ingeleverd bij een externe organisatie die de voucher kan verzilveren. De voucher blijft dan ‘op de plank’ liggen. De overheid kan dan het overzicht kwijtraken met betrekking tot de nog beschikbare subsidiegelden. Om dit te voorkomen kan in voucher-regelingen in verschijningsvorm 2 een bepaling worden opgenomen die bepaalt dat de voucher (subsidie) na afloop van een vooraf bepaalde periode ten aanzien van de aanvrager van een voucher ambtshalve op nihil wordt vastgesteld. Bij vouchers uit verschijningsvorm 1 kan aan de voucher een vervaltermijn worden verbonden. Wanneer de ontvanger de voucher na een bepaalde tijd dan niet heeft ingeleverd bij een externe organisatie, komt deze te vervallen. Dit kan bijvoorbeeld door aan de verstrekking van de voucher een ontbindende voorwaarde de verbinden die bepaalt dat de voucher na een vooraf bepaalde periode komt te vervallen. Op deze manier komt er weer geld beschikbaar binnen het subsidieplafond om vouchers te verstrekken aan andere ontvangers. Daarbij is van belang dat deze termijn is gekoppeld aan het moment dat de voucher bij de externe organisatie wordt ingeleverd. Deze organisaties dienen dus een duidelijke administratie bij te houden met betrekking tot welke vouchers er zijn ingediend, en dit moet (periodiek) worden mede gedeeld aan het bestuursorgaan. Ondanks deze voorzorgsmaatregelen blijft subsidiegeld vaak langere tijd in het ‘luchtledige’ hangen totdat de voucher uiteindelijk wordt verzilverd, of tot de termijn waarbinnen de voucher moet worden ingezet is verstreken. 

Te weinig geld beschikbaar om verzilveraars te subsidieren 

In lijn met het bovenstaande dient ervoor te worden gewaakt dat er genoeg geld beschikbaar is binnen het subsidieplafond om alle vouchers die worden ingediend bij het bestuursorgaan door verzilveraars te kunnen verzilveren. Op deze manier moet worden voorkomen dat er vouchers worden uitgegeven die bij de verzilveraar tot een dienst hebben geleid, waarbij bij verzilvering pas blijkt dat er geen geld meer beschikbaar is binnen het subsidieplafond om zijn geleverde diensten en de daarvoor verkregen vouchers vergoed te krijgen. 

Onduidelijke juridische verhoudingen 

Voor het financieringsinstrument de voucher bestaat geen gedetailleerd wettelijk kader. Dit betekent dat voucher-regelingen in de praktijk op uiteenlopende wijze juridisch worden vormgegeven. Daarbij is lang niet altijd duidelijk wat de juridische relatie is tussen de betrokken partijen. Is de aanvrager van de voucher de subsidieontvanger? Of is dit de verzilveraar? De normering van de juridische verhoudingen in het verleningsproces heeft grote gevolgen voor het toepasselijke wettelijke kader, en dus voor de betrokken partijen (zie: juridische informatie). Daarnaast is niet altijd duidelijk bij welke partij subsidiegelden kunnen worden terugvorderd indien niet aan bepaalde subsidievoorwaarden is voldaan. Zo kunnen er geschillen ontstaan tussen de aanvrager van de voucher en de verzilveraar aangaande de vraag wie het risico draagt van terugvordering van reeds ontvangen subsidiebedragen. Doorgaans is het de verzilveraar die het risico loopt wanneer gelden worden teruggevorderd, ook al is het product of de dienst al geleverd aan de aanvrager. Dat kan vervolgens tot problemen leiden tussen de aanvrager en de verzilveraar. Het verdient dus aanbeveling in de voucher-regeling vast te leggen wie in welke situatie verantwoordelijk is voor het schenden van (subsidie)verplichtingen, en ten aanzien van welke partij dus subsidies kunnen worden teruggevorderd. 

Transparantie (beginsel van gelijke kansen) 

Eerder kwam al aan bod dat het om verschillende redenen wenselijk kan zijn om op voorhand organisaties te selecteren waarbij vouchers kunnen worden ingediend door ontvangers in ruil voor een dienst of activiteit. Ten aanzien van veschijningsvorm 1 en 2 worden deze organisaties aangewezen als subsidieontvangers. Dat betekent dat het beginsel van gelijke kansen van toepassing kan zijn (zie: H – Juridische informatie, onder ‘Beginsel van gelijke kansen’). Er moet dan ruimte worden geboden aan potentiële gegadigden (in het geval van de voucher potentiële organisaties die vouchers willen verzilveren) om mee te kunnen dingen met de beschikbare subsidiegelden, waarbij door het bestuursorgaan een passende mate van openbaarheid moet worden verzekerd met betrekking tot de beschikbaarheid van de schaarse subsidie, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen subsidiecriteria. Het is dus niet zonder meer toegestaan om op voorhand organisaties te selecteren, zonder ruimte te bieden aan andere potentiële organisaties om voor verzilvering van vouchers in aanmerking te komen. Wanneer organisaties het idee hebben onterecht te zijn uitgesloten, kunnen zij bezwaar maken. Dit kan tevens resulteren in nadelige publiciteit voor de voucher-regeling. 

Kwaliteitselectie

Bij verschillende voucher-regelingen kan het lastig zijn om de kwaliteit van de dienst of het product van de verzilveraar te garanderen. Verzilveraars selecteren op basis van prijs is relatief eenvoudig, maar wat de kwaliteit van de diensten betreft (bijv. van scholingscursussen of adviesdiensten van kennisinstituten) kan het soms lastig zijn, vooral wanneer de kwaliteit bij elke aanvrager telkens opnieuw geleverd moet worden en dit nauwelijks of niet door derden te monitoren is. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het feit dat het leveren van kwaliteit niet altijd opportuun zal zijn voor verzilveraars. Nu er vaak met lump sum bedragen wordt gewerkt bestaat er een prikkel voor de verzilveraar om zijn diensten ten aanzien van aanvragers zo goedkoop mogelijk vorm te geven; de hoogte van de vergoeding is immers op voorhand bepaald, en niet afhankelijk van de kwaliteit van de geleverde diensten.