Netwerksubsidie

  • Ruimte voor netwerksamenleving
  • Efficiëntere en doelmatigere uitvoering
  • Betere afstemming en communicatie
  • Vermindering administratieve lasten
  • Risicospreiding
  • Meer draagvlak en hoger maatschappelijk rendement
  • Afstemmen beleid
  • Samen kom je verder
  • Specialistische kennis
  • Afhankelijkheidsrelatie deelnemers onderling
  • Gelijkwaardigheid slechts beperkt mogelijk
  • Aanpassingen aan elkaar
  • Hoge transactiekosten
  • Weinig invloed op interne verhoudingen
  • Afhankelijkheid penvoerder
  • Wijzigingen
  • Het afleggen van verantwoording
  • Misbruik netwerksubsidies 

A.    Wat is het instrument netwerksubsidie?

Netwerksubsidie

De netwerksubsidie is een breed fenomeen, maar in de keuzetool wordt de netwerksubsidie beperkt tot een subsidie, als geregeld in de subsidietitel (4.2) van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat het ingevolge artikel 4:21 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht gaat om een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (klik hier voor meer informatie over de subsidiedefinitie). Veel andere financieringsvormen die in deze routekaart worden besproken, voldoen ook aan de definitie. Zie daarom ook het subsidiekader waarin algemene informatie wordt gegeven over de subsidie.

Netwerksubsidie

Kenmerkend voor de netwerksubsidie is dat er niet slechts twee partijen betrokken zijn in de subsidierelatie, maar een ‘netwerk’ van partijen. De huidige Algemene wet bestuursrecht heeft bij het stelsel van het subsidierecht (titel 4.2) een verticale tweepartijenrelatie als uitgangspunt genomen: één financierend bestuursorgaan dat subsidie verstrekt aan één individuele subsidieontvanger. De wetgever is er dus vanuit gegaan dat betalingen omtrent subsidies rechtstreeks aan de subsidieontvanger worden betaald en besluiten omtrent subsidies rechtstreeks aan de subsidieontvanger worden verzonden. In de praktijk doen zich echter steeds meer samenwerkingsverbanden / netwerken voor. Dit heeft tot gevolg dat het huidige wettelijke stelsel niet meer goed aansluit op de zogenoemde netwerksamenleving waarin we vandaag de dag leven. Partijen zoeken elkaar meer en meer op en gaan de samenwerking met elkaar aan. Het woord netwerksubsidie zegt het al: er zijn netwerken betrokken bij de subsidiëring van maatschappelijke wenselijke projecten.

Het netwerk van verschillende partijen kan zich in een subsidierelatie op drie verschillende manieren manifesteren:

  1. Aan de subsidieverstrekkende kant (denk bijvoorbeeld aan meerdere overheidsorganen die gezamenlijk bepaalde voorzieningen willen financieren);
  2. Aan de subsidieontvangende kant (denk bijvoorbeeld aan meerdere bedrijven, ondernemingen die samenwerken voor een bepaald innovatief doel en gezamenlijk subsidie aanvragen om dit doel te realiseren); dan wel
  3. Aan beide kanten (meerdere partijen aan de subsidieverstrekkende en de subsidieontvangende kant: een zogenaamde hybride samenwerking).

Dat er geen sprake is van een tweepartijenrelatie, maar van een netwerk met leden, heeft veel impact op het gebruik en de voor- en nadelen van het subsidie-instrument, waaraan in deze routekaart aandacht zal worden besteed. Ook zal in deze routekaart aandacht worden besteed aan beide kanten van de subsidierelatie; zowel de subsidieverstrekkende als de subsidieontvangende kant komen aan bod.

Samenvattend kan dus worden gezegd dat de netwerksubsidie een subsidievorm is waarbij aan de subsidieverstrekkende dan wel aan de subsidieontvangende kant of aan beide kanten meerdere partijen zijn betrokken, waardoor samenwerking wordt gestimuleerd. Het concept samenwerking is dus een belangrijk uitgangspunt binnen de netwerksubsidie. (zie hiervoor ook D.K. Jongkind & M.H.A. Bakkum, ‘De positie van de penvoerder in netwerksubsidies’, NTB 2020/258.)

​​​​​