Netwerksubsidie

  • Ruimte voor netwerksamenleving
  • Efficiëntere en doelmatigere uitvoering
  • Betere afstemming en communicatie
  • Vermindering administratieve lasten
  • Risicospreiding
  • Meer draagvlak en hoger maatschappelijk rendement
  • Afstemmen beleid
  • Samen kom je verder
  • Specialistische kennis
  • Afhankelijkheidsrelatie deelnemers onderling
  • Gelijkwaardigheid slechts beperkt mogelijk
  • Aanpassingen aan elkaar
  • Hoge transactiekosten
  • Weinig invloed op interne verhoudingen
  • Afhankelijkheid penvoerder
  • Wijzigingen
  • Het afleggen van verantwoording
  • Misbruik netwerksubsidies 

Rechtsbescherming

Aanvragers en ontvangers van subsidies hebben, net als andere burgers, behoefte aan rechtsbescherming tegen onjuiste beslissingen van de overheid. In beginsel staat tegen alle besluiten in de zin van artikel 1:3 Awb bestuursrechtelijke rechtsbescherming, in de vorm van bezwaar en beroep open. Beslissingen over subsidies zijn in overgrote meerderheid besluiten. Meestal staat tegen deze besluiten de standaardrechtsgang van de Awb open: bezwaar, beroep bij de rechtbank (artikel 8:1 jo. 7:1 Awb), hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 47 Wet op de Raad van State). Soms staat beroep of hoger beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. 

Belanghebbenden kunnen bezwaar en beroep maken tegen subsidiebesluiten; het bestuursorgaan kan niet zelf beslissen wie bestuursrechtelijke rechtsbescherming geniet en wie niet. De penvoerder en de andere deelnemers in het samenwerkingsverband moeten belanghebbende zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, willen zij toegang hebben tot de rechter en bezwaar kunnen maken.

De subsidieontvangers die geen penvoerder zijn, zijn in ieder geval belanghebbende bij de subsidiebesluiten die aan hen zijn gericht. De vraag is wanneer zij belanghebbende zijn bij subsidiebesluiten die gericht zijn tot de andere deelnemers in het samenwerkingsverband? Het CBb heeft geoordeeld dat een deelnemer belanghebbend is bij subsidiebesluiten die gericht zijn tot een andere deelnemer als hij de mogelijkheid heeft om in een materieel gunstiger positie te raken (CBb 7 juli 2015, ECLI:NL:CBB:2015:258, AB 2016/54 m.nt. M.A.M. Dieperink).

Er is weinig specifieke jurisprudentie bekend over het belagnhebbendenbegrip in relatie tot de netwerksubsidie. In 2019 was bij het CBb wel de vraag aan de orde of een samenwerkingspartner beroep kon instellen tegen de beslissing op bezwaar die alleen aan een andere partij was gericht. Uit de uitspraak bleek dat de partij die geen bezwaar had gemaakt wel subsidieontvanger was en dus bij het primaire besluit bezwaar had kunnen maken, maar dit niet had gedaan omdat de partij het eens was met het besluit. Daarom slaagt een beroep op 6:13 Awb en kan de partij alsnog tegen de beslissing op bezwaar beroep instellen bij de bestuursrechter (J.E. van den Brink & V.A. van Waarde, annotatie bij CBb 12 december 2016, ECLI:NL:CBB:2016:457, AB 2019/31)

Maar er zijn natuurlijk veel scenario’s denkbaar waarbij zich problemen kunnen voordoen wat betreft belanghebbendheid bij een netwerksubsidie. Zo kan een samenwerkingspartner willen opkomen tegen een besluit dat alleen gericht is aan de penvoerder. Is de samenwerkingspartner dan belanghebbende bij dat besluit? Van belang voor de belanghebbende-kwalificatie van partners zou kunnen zijn of de subsidie alleen wordt uitbetaald aan de penvoerder, die de bedragen vervolgens doorbetaalt, of dat de subsidie aan alle partners afzonderlijk wordt uitbetaald. Wanneer de subsidies los worden uitbetaald, is een samenwerkingspartner dan belanghebbende bij een besluit dat geadresseerd is aan een andere partner? Op deze vragen is nog geen duidelijk antwoord geformuleerd door de bestuursrechters. In een uitspraak uit 2013 adresseert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wel de situatie waarin een gesubsidieerd project is overgedragen aan een nieuwe partij, terwijl het terugvorderingsbesluit nog gericht was aan de oude partij. De Afdeling oordeelt dat het feit dat het project is overgedragen, nog niet betekent dat de nieuwe partij belanghebbende is bij het terugvorderingsbesluit dat was gericht aan de voormalige subsidieontvanger, omdat hieruit niet direct volgt dat er sprake is van een rechtstreeks betrokken belang (ABRvS 16 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1511, AB 2013/394, m.nt. W. den Ouden). Deze uitspraak zou van belang kunnen zijn in situaties waarin een samenwerkingspartner wordt vervangen door een andere partner. Ook een uitspraak van de Afdeling uit 2012 is mogelijk van belang voor netwerksubsidies (ABRvS 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7320, AB 2013/53, m.nt. H.D. Tolsma). Een vereniging komt op tegen een ontheffing voor een onderzoeksproject die verleend is aan een onderzoeksbureau, want de ontheffing is niet ruim genoeg volgens de vereniging. Tussen de vereniging en het onderzoeksbureau bestaat een zekere samenwerkingsrelatie met betrekking tot het onderzoekproject. Ook al heeft de vereniging daardoor belang bij de ontheffing, de Afdeling oordeelt dat zij slechts een afgeleid belang heeft, geen eigen belang.