Netwerksubsidie

  • Ruimte voor netwerksamenleving
  • Efficiëntere en doelmatigere uitvoering
  • Betere afstemming en communicatie
  • Vermindering administratieve lasten
  • Risicospreiding
  • Meer draagvlak en hoger maatschappelijk rendement
  • Afstemmen beleid
  • Samen kom je verder
  • Specialistische kennis
  • Afhankelijkheidsrelatie deelnemers onderling
  • Gelijkwaardigheid slechts beperkt mogelijk
  • Aanpassingen aan elkaar
  • Hoge transactiekosten
  • Weinig invloed op interne verhoudingen
  • Afhankelijkheid penvoerder
  • Wijzigingen
  • Het afleggen van verantwoording
  • Misbruik netwerksubsidies 

F. Stappenplan
 

1. Onderzoek of de netwerksubsidie het juiste instrument is en waar het netwerk zit: belangrijk is om daarbij te bedenken welk doel de subsidie heeft

Bedenk vooraf welk beleidsdoel je met de netwerksubsidie wil bereiken, inventariseer alle voor- en nadelen en inventariseer en weeg de risico’s. Onderzoek ook de mogelijke alternatieven voor een netwerksubsidie en bepaal vervolgens goed of de netwerksubsidie het meest geschikte instrument is. Bepaal op basis daarvan waar het netwerk zich zou moeten bevinden. Is het voor het doel van de netwerksubsidie van belang dat enkele overheden gezamenlijk de netwerksubsidie verstrekken of juist dat de subsidiabele activiteiten door een samenwerkingsverband worden uitgevoerd? Of een combinatie van beide? Dit zijn belangrijke vragen om vooraf over na te denken.

2. De samenwerking

2A. Netwerk aan de subsidieontvangende kant: maak een subsidieregeling (of –beleid)

Als overheden samenwerkingsverbanden willen subsidiëren is het van belang dat er een subsidieregeling of beleid is waarin duidelijk wordt gemaakt hoe een samenwerkingsverband voor subsidie in aanmerking kan komen (aan welke eisen moet het voldoen) en voor welke onderwerpen subsidie kan worden aangevraagd.

2B. Netwerk aan de subsidieverstrekkende kant: geef de samenwerking vorm

Willen overheden via een publiekrechtelijke wijze samenwerken in een samenwerkingsverband, dan leent de Wet gemeenschappelijke regelingen zich hier het best voor nu deze hiervoor een publiekrechtelijke basis biedt. Zie voor de netwerkconstructies welke samenwerkingsvormen er bestaan op basis van deze wet en hoe deze het best kunnen worden vormgegeven.

De Wgr is als publiekrechtelijke wet niet de enige mogelijkheid. Overheden kunnen er ook voor kiezen om via een privaatrechtelijke samenwerkingsvorm samen te werken.

3. De subsidieverstrekking

3A. Netwerk aan de subsidieontvangende kant: verstrek de subsidies aan het netwerk

Verstrek aanvragers in het samenwerkingsverband een subsidie. Bedenk daarbij goed met wie je een subsidierelatie aangaat en aan wie je uitbetaalt: krijgen alle individuele deelnemers in het samenwerkingsverband een subsidiebeschikking of is er een vertegenwoordiger (penvoerder) die de subsidiegelden in ontvangst neemt? Staat dit in de subsidieregeling opgenomen? Is een samenwerkingsverband aan de ontvangende kant gewenst, bevorder dat en ga daarover in gesprek met de subsidieontvangende partijenWerk dit uit in beleid.

3B. Netwerk aan de subsidieverstrekkende kant: verstrek de subsidie

Afhankelijk van de concrete vormgeving op basis van de Wgr kunnen overheden de subsidie verstrekken aan een zelfstandige entiteit, dan wel via mandaat dan wel via onderlinge afspraken.

4. Checklist

4A. Netwerk aan de subsidieontvangende kant.

Denk hierbij aan de volgende onderwerpen (deze lijst is niet uitputtend bedoeld):

  • Komt er een samenwerkingsverband tussen subsidieontvangende partijen ja of nee?
  • Indien er geen samenwerkingsverband komt, wat is dan het alternatief en hoe te organiseren?
  • Wie mogen aanvragen/mogen in het samenwerkingsverband?
  • Hoe word je lid van het samenwerkingsverband?
  • Wordt er gewerkt met een samenwerkingsovereenkomst? Zo ja, wat wordt in de samenwerkingsovereenkomst opgenomen? (denk aan kwesties als aansprakelijkheid, rolverdeling).
  • ​​​Aan welke criteria dient het samenwerkingsverband/het netwerk te voldoen?
  • Hoe formuleer je de gesubsidieerde activiteiten en laat je ruimte aan het netwerk om daaraan een eigen invulling te geven?
  • Kan het project of het samenwerkingsverband gedurende de looptijd worden gewijzigd en hoe krijgen wijzigingen vorm?
  • Heeft de overheidsorganisatie invloed op het samenwerkingsverband, kunnen activiteiten gedurende de looptijd worden (bij)gestuurd?
  • Welke juridische vorm neemt het samenwerkingsverband aan?
  • Wil je dat dwingend regelen in de subsidieregeling op grond waarvan de netwerksubsidies worden verstrekt?
  • Wordt er gewerkt met een penvoerder?
  • Welke eisen worden er gesteld aan een penvoerder?
  • Wordt dit vastgelegd in de subsidieregeling op grond waarvan de netwerksubsidies worden verstrekt?
  • Moet de subsidiërende overheid zich bemoeien met de verhouding tussen penvoerder en overige projectdeelnemers en zo ja in welke vorm? Via wettelijke voorschriften? Via de subsidiebeschikking? In de vorm van ‘best practices’, zoals het ter beschikking stellen van een voorbeeld van een goede samenwerkingsovereenkomst?
  • Op welke manieren moet er tijdens en na afronding van het project verantwoording worden afgelegd?

4B. Netwerk aan de subsidieverstrekkende kant

Denk hierbij aan de volgende onderwerpen (deze lijst is niet uitputtend bedoeld):

  • Wie nemen er deel aan het samenwerkingsverband?
  • Wat is het doel van de samenwerking voor de overheden?
  • Welke vorm heeft het samenwerkingsverband? Willen overheden een eigen entiteit oprichten die verantwoordelijk is voor de subsidieverstrekking (middels een subsidieregeling) of werken ze liever via mandaat of onderlinge afspraken?
  • Is er een specifieke subsidieregeling voorhanden of beleidsregels?
  • Hoe word je lid van het samenwerkingsverband, kunnen nieuwe overheden toetreden?
  • En kunnen bestaande overheden uittreden?
  • Hoe worden afspraken concreet vastgelegd?
  • Hoe wordt het geld verstrekt?