Staatssteunkader

C. Staatssteunproof, De-minimisverordening en Algemene Groepsvrijstellingsverordening en Diensten van Algemeen Economisch Belang

Staatssteun moet in beginsel worden aangemeld bij de Europese Commissie. Staatssteun hoeft niet te worden aangemeld indien één van de uitzonderingen zich voordoet. Bij onderdeel “B. Staatssteundefinitie” is al genoemd dat van een uitzonderingen sprake is bij Diensten van algemeen economisch belang (DAEB) of wanneer de De-minimisverordening van toepassing is. Daarnaast kan er ook sprake zijn van een algemene groepsvrijstelling. Deze drie opties worden hieronder besproken. 

De-minimisverordening

Een van de voornoemde uitzonderingen is de De-minimisverordening (Vo. 1407/2013). Deze verordening maakt het mogelijk om maximaal €200.000,- per drie jaar aan een onderneming te verstrekken. In dat geval is geen sprake van staatssteun en hoeft de financiering daarom ook niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie.

Het plafond van €200.000,- is uitgedrukt als een subsidiebedrag. Het steunbedrag van andere vormen dan een subsidie is het “bruto-subsidie-equivalent” van de steun. Voor steun vervat in de vorm van investeringen van aandelenkapitaal of hybride kapitaal geldt dat naar het verstrekte kapitaal wordt gekeken: dit mag niet meer dan €200.000,- zijn. Grof gezegd geldt voor leningen dat zij de-minimissteun vormen als voor de lening zekerheden zijn gesteld van ten minste 50% van de lening en het een lening betreft van ofwel €1.000.000,- met een looptijd van vijf jaar ofwel €500.000,- met een looptijd van tien jaar. Voor garanties geldt dat de garantie niet meer dan 80% van de onderliggende lening mag bedragen en het garantiebedrag € 1.500.000,- bedraagt en de garantie een looptijd van vijf jaar heeft, ofwel het garantiebedrag €750.000,- bedraagt en de garantie een looptijd van tien jaar heeft.

Voor sommige sectoren geldt dat een afzonderlijke de-minimisverordening is vastgesteld. Zo kunnen overheden voor steun aan de landbouwsector gebruik maken van de Landbouwvrijstellingsverordening (Vo. 702/2014). Daar geldt een plafond van €20.000,- per drie jaren per onderneming. Zie voor meer informatie over deze vrijstelling de website van Europa Decentraal. Tot slot is er een afzonderlijke de-minimisverordening voor de visserij- en aquacultuursector (Vo. 717/2014), met een plafond van €30.000,- per drie jaren per onderneming.

Als de de-minimisuitzondering zich voordoet hoeft de steun niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Overheden moeten wel voldoen aan de voorwaarden uit de de-minimisverordening. Zo moet de overheid die de-minimissteun wil verstrekken, de ontvanger onder vermelding van de titel en de vindplaats van de de-minimisverordening, schriftelijk op de hoogte stellen dat er sprake is van de-minimissteun. Ook mag de de-minimissteun pas worden verstrekt als de overheid zich ervan heeft vergewist dat het voor de ontvanger geldende plafond over de afgelopen drie jaren niet wordt overschreden. De lidstaat kan in dat verband van de betrokken onderneming een schriftelijke of elektronische verklaring verlangen over alle andere onder deze verordening of andere de-minimisverordeningen vallende de-minimissteun die deze onderneming heeft ontvangen gedurende de twee voorgaande jaren en het lopende jaar.

Zie voor meer informatie over de De-minimisverordeningen de website van Europa Decentraal.

Algemene Groepsvrijstellingsverordening

Onder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) zijn veel steuncategorieën vrijgesteld van aanmeldingsplicht bij de Europese Commissie. Met de AGVV hebben lidstaten ruimte om direct steun te verlenen die de Europese Commissie verenigbaar acht met de interne markt en om die reden niet behoeft te worden aangemeld. Het uiteindelijke oordeel over of de steun verenigbaar is met de interne markt, blijft een bevoegdheid van de Europese Commissie. Daarom moeten nationale autoriteiten ervoor zorgen dat hun besluiten in overeenstemming zijn met de algemene en specifieke voorwaarden van de AGVV. Als dat achteraf niet het geval blijkt te zijn, moeten de nationale autoriteiten de steun op eigen initiatief terugvorderen.

Wanneer steun valt onder de AGVV, kan worden volstaan met een kennisgeving (waarbij niet hoeft te worden gewacht op een reactie van de Commissie). De AGVV is een praktische manier om toegestane staatssteun te verlenen, omdat deze veel steuncategorieën bevat en ruime toepassingsmogelijkheden biedt zonder dat de steun behoeft te worden aangemeld. Voor de toepassing van de AGVV is het een voorwaarde dat de steun een stimulerend effect heeft. Daarnaast gelden verschillende transparantieverplichtingen als staatssteun wordt verleend met behulp van de AGVV. Zo moet een samenvatting van elke steunmaatregel en de volledige tekst daarvan of een link daarnaartoe op het internet worden gepubliceerd. In Nederland is dit meestal de website of het digitaal publicatieblad van de overheidsorganisatie die de steun verleent. Voor elke individuele steunmaatregel die meer dan €500.000,- bedraagt moet aanvullende informatie worden vermeld via de State Aid Transparancy Aid Module (TAM). Deze informatie is vervolgens in het transparantieregister van de Europese Commissie terug te vinden, dat voor een ieder toegankelijk is.

Ten slotte moet aan de Europese Commissie een samenvatting van de maatregel worden toegezonden met een link naar de volledige tekst. Deze informatie moet binnen 20 werkdagen na inwerkintreding van een steunmaatregel worden doorgegeven. Dat gebeurt via het online meldingssysteem State Aid Notifications Interactive (SANI). De Europese Commissie publiceert deze informatie op haar website. De lidstaten sturen de Europese Commissie daarnaast een jaarlijks verslag over de uitvoering van de verordening, en zij zijn verplicht om gedetailleerde dossiers bij te houden. Het Coördinatiepunt Staatssteun decentrale overheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineert de steunrapportages van provincies en gemeenten. Ook die dossiers moeten 10 jaar worden bewaard. Zie voor meer informatie de website van Europa Decentraal.

Dienst van Algemeen Economisch Belang

Als de subsidie wordt verstrekt voor het verlenen van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB), kan het zijn dat de verstrekking niet hoeft te worden aangemeld bij de Europese Commissie op grond van de DAEB-vrijstelling. Hoewel er geen definitie is van een DAEB, noemt de Europese Commissie het ‘economische activiteiten die het algemeen belang dienen en die de markt, zonder het overheidsoptreden, anders niet (of niet onder dezelfde voorwaarden inzake objectieve kwaliteit, veiligheid, betaalbaarheid, gelijke behandeling of algemene toegang) had verricht (zie Commissiegids DAEB 2013). Onder bepaalde voorwaarden kan de financiering van DAEB niet als staatssteun worden beschouwd, deze voorwaarden volgen uit het arrest Altmark (C-280/00):

  1. De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen. Deze verplichtingen moeten duidelijk worden omschreven.
  2. De criteria op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en transparante wijze worden vastgesteld. Zo kan worden voorkomen dat de compensatie een economisch voordeel bevat waardoor de begunstigde onderneming de concurrentie kan vervalsen.
  3. De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichting geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van de verplichtingen.
  4. Als de met de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen te belasten onderneming niet is gekozen door middel van een openbare aanbesteding, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren. Bij de selectie van een onderneming mag een redelijke winst uit de uitoefening van de verplichtingen meegerekend worden.

Indien aan alle vier de Altmark-criteria wordt voldaan is er geen sprake van staatssteun en hoeft de subsidie niet te worden aangemeld bij de Commissie. Naast de mogelijkheid om aan de hand van de Altmark-criteria de financiering staatssteunproof te maken, bestaan ook andere compensatiemogelijkheden zoals: de DAEB-de-minimisverordening, het DAEB-vrijstellingsbesluit en een DAEB-kaderregeling. Meer informatie hierover is te vinden in de Handreiking Diensten van Algemeen Economisch Belang van Europa Decentraal.  

In onderdeel “D. Hoe te handelen als de financiering is aan te merken als staatssteun?” wordt ingegaan op de stappen die moeten worden ondernomen als sprake is van staatssteun en een van de hierboven aangegeven uitzonderingen zich niet voordoet.